Fragment uit Rometta
Hij staat stil. Blikken van mensen. Tientallen kleine blauwe bange mensenoogjes. Sigaretten - automaat. Hij grijpt in zijn zak. Het café houdt zijn adem in. Rinkelingen. Een stap naar rechts. De muziek slaat weer aan. De tapkranen zetten zich weer open. Geld.. Sigaretten. Deur open. PIEP. Deur dicht. PIEP. Hij stapt. De muziek raakt versmacht in de kille, dampende buitenlucht. Hij laat de wind stuiten op zijn borst. De neus van een schip dat door het water glijdt. Hij heist het zeil. Hij stapt. Met elke stap mijn leven verkortend.
Het zachte murmelen van mijn aderen.
Het klepgelepel van de kerkklok.
De "oei, sorry" van een vijgenboom die zijn vruchten dropt. Het zachtjes losmaken en dan PAF!
De bloedproef.
Het aanraken en lossen, zo juist mogelijk.
Een kans tot wijken.
Met rode wangen onder een zelfgemaakte paddestoelhoed zitten, wachtend op kabouter Pinnemuts, de blikken van de witte massa ontwijkend.
De houtstructuur in de rimpels van mijn grootmama.
C'est presque fini.
Voor alle dagen.
De gulden troonsbestijging.
Een kalendertocht.
Een zeef gehuld in ochtendlicht.
De tragische bewegingen der traagte.
Mise-en-place.
Wijn. Moed, meisje, moed. Wijn. Viool! Hard. Scherp. Prikkeldraad. Doorprikt vlees. Een afgebroken tak. Wit, verbrokkeld hout. De punten. Een driehoek.
Stippels met onregelmatige vormen.
'T is de moeite waard van het bezien.
Een garantie.
Een kwitantie.
Wat wilt ge?
'T is dat zeker is,
Zeker...
Lavendel! Lavendel!
Blauw! Blauw! Blauw!
De schade opmeten.
Als het donker wordt.
Een oceaan op klaarlichte dag is een gat op klaarlichte nacht.
Kom hier, dan vertel ik het u wat nader.
Piepmuispoepkonijn.
Als ge wat wilt, dan is 't van dat.
Het is zo schoon dat 't suist.
Beethoven in de trechter.
De kroon van een tienvingerige begeerte.
De triestige priester keek op en sloeg de hemel met zijn stok.
WORDT
SMOS
WORDT
SMOS.
Een missie.
Begeef u in de gang der gangbaarheid.
En dans.
Een wals.
Met uw geliefde!
Basisregels!
Bedrogen op een verhoog staan.
Bid, mijn kinders, bid, Hij zal u komen halen.
Lamlendig gezwets in de wijk.
Lamlendig gezwets in de wijk.
Peetvader der prullenmandpoëzie..
Basta.
De knoop in het knoopsgat doen!
Het papier in de papiermand.
De fles in de flessencontainer.
Het bestek in de bestekla.
Het brood in de broodtrommel.
De kleren in de kleerkast.
De was in de wasmachine.
STOP!
De schoenen in de schoenenkast.
De juwelen in het juwelendoosje.
De dieren in de dierenwinkel.
De zieken in een ziekenhuis.
De zotten in een zottenhuis.
De wezen in een weeshuis.
De vliegen in een vliegenmepper.
STOP!
De eicel in de eileider.
De fiches in de fichebak.
De sjieken in de sjiekenbak.
De carnavalvierder in een carnavalskostuum.
De zanger in de zangles.
De piano in een pianolokaal.
De sigaret in een sigarettenpakje.
STOP!
Het glas in een glasraam.
De dakpan in een dak.
De letters in een lettercode.
De cijfers in een cijfercode.
De toetsen in een toetsenbord.
De inkt in een inktpatroon.
De telefoon in een telefooncel.
Stop nu met die geluiden heel de tijd!!
De cyclus der verschijnselen.
Voor en na.
De geschiedkundige verklaring.
De materie.
De materie materie.
De gaten in ons plafond.
De stripverhalen van ons vlees.
De vlotheid van onze vloeistof.
En het gaat en het gaat.
Een kant op.
Een richting uit.
Hij loopt over een ijzeren brug. Het water stroomt onder zijn voeten door. Kleine golfjes die spartelen onder het gewicht van zijn voetstappen.
Een tafereel.
Een schakel.
Een stilstand.
Ik stop.
Trots en kennis.
De viool. Breed. Zwaar. Ze zingt nu uit volle borst. Met gespannen tieten en een samengeknepen kut. Ze zingt de darmen uit haar lijf. Haar snaren trillen op volle kracht. Ze bijt. Ze krijst. Ze brult. En ze hapt, naar lucht. Wijn.
Losgescheurd.
Verloren geraakt.
Bovenaan gezet.
Een onkuisheidevenwichtsstoornis.
Een inademingsconflict.
Ik stop.
D=eruit! D=eruit!
Slagaderpolitiek!
Een stalen buisje van vernedering.
Een kruimeltje denkrichting.
Met een tufje gevoelswaarde-erkenning.
Ik stop.
Een gefrustreerde bankbediende, achter zijn loket een grote doos met chocoladetaart.
Een geïrriteerde klant, in zijn binnenzak, een Frutella-snoepje, voor straks, na het eten.
De maagverkrachting van mijn moeder.
Ik stop.
Een pastelkleurig meisjesonderbroekje met een rekkertje, half over het linkerbilletje heengezakt.
De plastic folie om de beenhesp doen.
Zweten, zweten, zweten.
Ik stop ik stop ik stop ikstopikstopikstop!
Geef mij lucht. Geef mij lucht!
Weg! Weg!
Nee.
Terug! Terug!
Infantiele kutmoordenaars!
Banale begripsverwarring.
Dit is niet de bedoeling en nooit de bedoeling geweest!
Wat een tocht, wat een ziekelijke onderneming.
Dood! Dood!
De klauwen om mijn schouders en mijn hals.
Die langvingerige bedreiging.
De viool. Ze fluit haar melodietje in de stilte, in het donker. Een vrolijk liedje. Een hulde aan de lente, aan de zomer, aan het licht.
Het zachte murmelen van mijn aderen.
Het klepgelepel van de kerkklok.
De "oei, sorry" van een vijgenboom die zijn vruchten dropt. Het zachtjes losmaken en dan PAF!
De bloedproef.
Het aanraken en lossen, zo juist mogelijk.
Een kans tot wijken.
Met rode wangen onder een zelfgemaakte paddestoelhoed zitten, wachtend op kabouter Pinnemuts, de blikken van de witte massa ontwijkend.
De houtstructuur in de rimpels van mijn grootmama.
C'est presque fini.
Voor alle dagen.
De gulden troonsbestijging.
Een kalendertocht.
Een zeef gehuld in ochtendlicht.
De tragische bewegingen der traagte.
Mise-en-place.
Wijn. Moed, meisje, moed. Wijn. Viool! Hard. Scherp. Prikkeldraad. Doorprikt vlees. Een afgebroken tak. Wit, verbrokkeld hout. De punten. Een driehoek.
Stippels met onregelmatige vormen.
'T is de moeite waard van het bezien.
Een garantie.
Een kwitantie.
Wat wilt ge?
'T is dat zeker is,
Zeker...
Lavendel! Lavendel!
Blauw! Blauw! Blauw!
De schade opmeten.
Als het donker wordt.
Een oceaan op klaarlichte dag is een gat op klaarlichte nacht.
Kom hier, dan vertel ik het u wat nader.
Piepmuispoepkonijn.
Als ge wat wilt, dan is 't van dat.
Het is zo schoon dat 't suist.
Beethoven in de trechter.
De kroon van een tienvingerige begeerte.
De triestige priester keek op en sloeg de hemel met zijn stok.
WORDT
SMOS
WORDT
SMOS.
Een missie.
Begeef u in de gang der gangbaarheid.
En dans.
Een wals.
Met uw geliefde!
Basisregels!
Bedrogen op een verhoog staan.
Bid, mijn kinders, bid, Hij zal u komen halen.
Lamlendig gezwets in de wijk.
Lamlendig gezwets in de wijk.
Peetvader der prullenmandpoëzie..
Basta.
De knoop in het knoopsgat doen!
Het papier in de papiermand.
De fles in de flessencontainer.
Het bestek in de bestekla.
Het brood in de broodtrommel.
De kleren in de kleerkast.
De was in de wasmachine.
STOP!
De schoenen in de schoenenkast.
De juwelen in het juwelendoosje.
De dieren in de dierenwinkel.
De zieken in een ziekenhuis.
De zotten in een zottenhuis.
De wezen in een weeshuis.
De vliegen in een vliegenmepper.
STOP!
De eicel in de eileider.
De fiches in de fichebak.
De sjieken in de sjiekenbak.
De carnavalvierder in een carnavalskostuum.
De zanger in de zangles.
De piano in een pianolokaal.
De sigaret in een sigarettenpakje.
STOP!
Het glas in een glasraam.
De dakpan in een dak.
De letters in een lettercode.
De cijfers in een cijfercode.
De toetsen in een toetsenbord.
De inkt in een inktpatroon.
De telefoon in een telefooncel.
Stop nu met die geluiden heel de tijd!!
De cyclus der verschijnselen.
Voor en na.
De geschiedkundige verklaring.
De materie.
De materie materie.
De gaten in ons plafond.
De stripverhalen van ons vlees.
De vlotheid van onze vloeistof.
En het gaat en het gaat.
Een kant op.
Een richting uit.
Hij loopt over een ijzeren brug. Het water stroomt onder zijn voeten door. Kleine golfjes die spartelen onder het gewicht van zijn voetstappen.
Een tafereel.
Een schakel.
Een stilstand.
Ik stop.
Trots en kennis.
De viool. Breed. Zwaar. Ze zingt nu uit volle borst. Met gespannen tieten en een samengeknepen kut. Ze zingt de darmen uit haar lijf. Haar snaren trillen op volle kracht. Ze bijt. Ze krijst. Ze brult. En ze hapt, naar lucht. Wijn.
Losgescheurd.
Verloren geraakt.
Bovenaan gezet.
Een onkuisheidevenwichtsstoornis.
Een inademingsconflict.
Ik stop.
D=eruit! D=eruit!
Slagaderpolitiek!
Een stalen buisje van vernedering.
Een kruimeltje denkrichting.
Met een tufje gevoelswaarde-erkenning.
Ik stop.
Een gefrustreerde bankbediende, achter zijn loket een grote doos met chocoladetaart.
Een geïrriteerde klant, in zijn binnenzak, een Frutella-snoepje, voor straks, na het eten.
De maagverkrachting van mijn moeder.
Ik stop.
Een pastelkleurig meisjesonderbroekje met een rekkertje, half over het linkerbilletje heengezakt.
De plastic folie om de beenhesp doen.
Zweten, zweten, zweten.
Ik stop ik stop ik stop ikstopikstopikstop!
Geef mij lucht. Geef mij lucht!
Weg! Weg!
Nee.
Terug! Terug!
Infantiele kutmoordenaars!
Banale begripsverwarring.
Dit is niet de bedoeling en nooit de bedoeling geweest!
Wat een tocht, wat een ziekelijke onderneming.
Dood! Dood!
De klauwen om mijn schouders en mijn hals.
Die langvingerige bedreiging.
De viool. Ze fluit haar melodietje in de stilte, in het donker. Een vrolijk liedje. Een hulde aan de lente, aan de zomer, aan het licht.