Fragment uit Berg/Hoop
6
SUS: Ik kan niet meer! Het is te zwaar. We moeten terug.
DONKIE: Terug? Geen sprake van!
SUS: Jawel, we zijn dwaas geweest en overmoedig.
DONKIE: Als ge denkt, het is te zwaar, dan wordt het ook te zwaar. Als ge denkt, ik zal slagen, dan zult ge ook slagen.
Ge moet “Ja!” durven zeggen. “Ja ik wil! Ja ik zal!!”
SUS: Waarom? ’t Is te hoog, te ver, te veel, te groot. Ik kan het niet.
DONKIE: Als gij en ik hier staan, zijn wij natuurlijk maar heel erg piepklein in vergelijking met die enorme reusachtige berg.
SUS: Ja.....
DONKIE: Maar als ge nu bijvoorbeeld kijkt naar alles waaruit zo’n berg bestaat, waaruit hij is opgebouwd, als ge kijkt naar die kleine steentjes en grassprietjes, dan ziet ge dat die reusachtige berg maar zo gigantisch is geworden, omdat hij is opgebouwd uit allerlei kleinigheden, waar we zomaar voorbij lopen. Komaan, om die berg te overwinnen moeten we groot durven zijn in onze kleinigheid. We moeten vooruit.
SUS: Kunnen we niet gewoon efkes wachten? Ik kan niet meer. Ik ben op.
DONKIE: Nee. De draak kan ieder moment toeslaan. We moeten voort. Altijd in beweging blijven. Anders vermorzelt hij ons.
SUS: Weet gij wat ik denk? Dat er ne kwelgeest in uw hoofd zit.
DONKIE: Wat?!
SUS: Een kwelgeest. Er zit ne kwelgeest in uw hoofd en die stopt maar niet met tegen u te praten. Hij maakt u ziek.
DONKIE: WAT?!
SUS: Die kwelgeest jaagt u op. Zie toch hoe hevig gij altijd maar bezig zijt! Altijd maar in uzelf. Altijd maar meer en hoger. Wat is dat toch met u? Waarom mag één nu nooit eens één blijven, maar moet het altijd twee worden of drie of meer?
DONKIE: Ge moet vooruit durven denken. Alle mogelijkheden ten volle benutten. Ik heb eens gehoord dat als ge ne worm in twee hakt dat dat er dan twee worden zonder dat die dood gaat, dat dat twee aparte wormen worden....
SUS: En hoe lang gaat ge dat blijven doen?
DONKIE: Wat?
SUS: Hoe lang denkt ge dat ge kunt blijven hakken zonder dat hij dood gaat? In hoeveel stukjes en partjes kunt ge zo’n worm blijven hakken?
DONKIE: Dat weet ik niet.
SUS: Inderdaad. Dat weet ge niet. Vanaf den eerste slag is dat beest dood. Zoudt ge niet beter eerst eens wat rondkijken?
DONKIE: Rondkijken?
SUS: Ja sta eens stil en kijk eens rond. Wat ziet ge?
DONKIE: Niks.
SUS: Wat hoort ge?
DONKIE: Iemand die tegen mij aan het zagen is.
SUS: Wilt ge dat ik zwijg?
DONKIE: Ja!! Ik ben groot en ik ben sterk en ik laat mij niet zomaar doen door een stomme belachelijke..... tja wie zijt gij eigenlijk, Fransiscus Di Pancho?
SUS: En wie zijt gij om tegen mij te zeggen dat ik moet zwijgen? Wie zijt gij dat ge zo kwaad moet zijn? Gij fronst maar heel de tijd met uw wenkbrauwen.
DONKIE: Ik frons niet met mijn wenkbrauwen.
SUS: Jawel ge fronst met uw wenkbrauwen. Stopt ne keer met altijd zo te denken.
DONKIE: Pas als ge dood zijt stopt ge met denken. Als ge denkt: “Niet denken”, dan zijt ge toch aan het denken!
SUS: Doet uw ogen eens dicht
DONKIE: Waarom?
SUS: Waarom waarom. Doe nu gewoon efkes en stel u voor dat er elk moment iemand op uw schouder gaat tikken.
DONKIE: Ok....
SUS: En heeft er iemand getikt?
DONKIE: Nog niet.
SUS: Waart ge nu aan het denken?
DONKIE: Ah nee ik wachtte tot er iemand op mijn schouder zou tikken.
SUS: Ziet ge wel dat ge dat kunt, niet denken?
DONKIE: Wilt ge terug? Dan gaan we terug. En dan blijft de prinses voor altijd gevangen.
SUS: Nee Donkie. Ik wil niet terug.
DONKIE: Dan moeten we voort. Want we kunnen hier niet blijven staan. We kunnen niet. Niemand weet wat ons nog wacht. Maar gij en ik hebben dit pad niet voor niets gekozen. We wilden niet alleen maar weten wat de dingen zijn, we wilden weten wat ze kunnen worden. Gij toch ook.
SUS: Ja. Da’s waar.
DONKIE: Vooruit dan. Komaan.
Als wij straks bovenop die berg aankomen en daar de draak verslagen hebben, dan moogt gij op het moment dat ik de prinses bevrijd een wens doen en hij zal uitkomen.
SUS: Een wens?? En mag ik dan kiezen wat ik wil?
DONKIE: Ja. Gij moogt kiezen wat ge maar wilt.
SUS: O dan weet ik het al. Ik wil een indiaan worden...
DONKIE: Sus. Als wij die draak overmeesterd hebben en ik de prinses bevrijd heb, moogt gij wensen dat ge een indiaan wordt.
SUS: Waw Donkie dat is.... ongelooflijk, fantastisch.
DONKIE: Nu moeten we verder. We moeten nog en nog en nog hoger. Hopla.
SUS: Hoort eens...
DONKIE: Wat?
SUS: Luister...
DONKIE: Ik hoor niks.
SUS: ssssht.
(We horen muziek) Hoort ge hem?
DONKIE: Hem?
SUS: Den berg. Hoort ge hem ademen, hoort ge hem kreunen en steunen. Hoort ge hoe hij zingt, ons lokt, ons vraagt om te luisteren? Voelt ge het in uw lijf? (Begint te dansen) Kom. Dans. (DONKIE danst mee)
SUS: Laat alle ballast vallen Donkie!! We gaan de draak verslaan en de prinses redden en ik word indiaan!! WOEHOE!!
7
DONKIE: Aw aw aw!!
SUS: Wat is er?
DONKIE: Aw. Die godverdomse steen! Wat ligt die hier te doen??
(probeert DONKIE recht te trekken)
AW!! Nee niet doen!
SUS: Moet ik iets-?
DONKIE: Nee! Laat me liggen. Laat me maar in het stof bijten. Het is mijn eigen schuld.
SUS: Uw eigen schuld?
DONKIE: Ge hebt gelijk. Ik wilde teveel. Ik wilde alles. Alles tegelijk. Altijd maar op zoek. Met zo’n starre blik en zo’n wrede manier van doen. En nu is alles kapot. Door mijn schuld.
SUS: Donkie, ge overdrijft. Alles kapot....
DONKIE: Sus we zijn te hard gegaan. Ik ben uitgeput. Ik ben leeg. En het ergst van al is nog dat ik u heb meegesleurd. Omdat ik zo gulzig was.
SUS: Kom. We zijn er bijna. De prinses moet bevrijd worden. We moeten naar boven.
DONKIE: Nee. Laat het. Altijd was ik bang om alles te verliezen. Nu lig ik hier, alles is verloren en het doet deugd. Laat me liggen alstublieft.
SUS: ....
(SUS blijft wachten, weet niet goed wat hij moet doen, lange stilte)
PRINSES: Hij probeerde zich met de laatste kracht die hij in zich had omhoog te hijsen, de berg op. Hij omarmde de berg in de hoop zich erop te kunnen hijsen. Zijn voet probeerde hij op te tillen om hem op de monsterlijke berg te kunnen planten. Hij poogde totaal wanhopig zijn loodzware voet op te tillen om hem op die onbegaanbare berg te kunnen planten. In een poging om een eerste voet op die onbegaanbare berg te zetten, strekte hij zijn armen uit..... Hij strekte zijn armen uit.......
Ik protesteer.
Ik ben niet tevreden met mijn rol. Mijn functie. Mijn plaats in het geheel.
Ik zit hier maar wat rond te dolen in mijn eigen gedachten. Probeer een beetje de slimmerik uit te hangen. Maar wat weet ik? Niets!! Ik heb niks gezien. Niks beleefd. Ik vraag me af of ik eigenlijk nog wel echt in leven ben! Ik heb er al aan gedacht om van die toren naar beneden te springen. Ik begrijp niet waarom ik hier ben, wat mijn rol is in dit hele verhaal. Ik voel me zo alleen!
Het moet gedaan zijn! Ik wil naar beneden. Ik wil LEVEN!! Weg uit die ivoren toren waar ik niks wijzer van word. Ik moet mijzelf van die monsterlijke drakenklauwen bevrijden. Ik moet zelf die tocht afleggen. Ik ben hier weg!!